Luciana 100 Jahre
Blog van Sas Boot-Ton
Leven van de wind
Als jong meisje las ik alleen maar boeken over varen: Norel, Forrester en ik wilde naar zee. ‘Meisjes varen niet’, zei mijn vader en daar was de kous mee af. Mijn moeder, geboren in 1922, wilde piloot worden. Halverwege de jaren dertig werd dat niet als een passend beroep gezien voor een meisje. Vanaf haar veertiende ging ze werken op kantoor.

Toen mijn eindexamen naderde, na zeven jaar HAVO, was mijn wens nog steeds even hevig aanwezig. Mijn moeder ging toch maar eens voorzichtig informeren. Op haar vijftigste was ze zelf met zweefvliegen begonnen tenslotte. Omdat het niet over ging.

Ik had geen natuurkunde in mijn pakket maar wel wiskunde en scheikunde. De heer de Kubber, onderdirecteur van het Maritiem Instituut de Ruyter in Vlissingen en de meest warme, gepassioneerde schooldirecteur die ik ooit ontmoet heb, vertelde mijn moeder door de telefoon dat ik in het eerste jaar mocht beginnen als ik het vak natuurkunde in de zomervakantie even ‘inhaalde’.

Het HAVO-eindexamen was in mei en zuipvakanties voor geslaagden in Chersonissos bestonden nog niet dus ik had lekker lang de tijd. Het was een mooie zonnige zomer die ik vooral achter een natuurkundeboek doorbracht. Soms ‘ruik’ ik die tijd nog. De student die mij bijles gaf at altijd hele scherpe dropjes.

Over de zeevaartschool in Vlissingen kan ik een klein boekje schrijven. Het was een leuke tijd en een tijd die nooit meer terugkomt want het mooie internaat en alle gekkigheid die eraan en erom leefde, gefinancierd door de grote rederijen die we toen nog rijk waren in Nederland, bestaat allang niet meer.

Ik heb na de zeevaartschool twee jaar als stuurman gevaren op chemicaliëntankers en diverse reizen gemaakt op de kleine Eendracht. Op dat zeilende zeeschip leerde ik Pieter kennen en samen kochten we in 1989 ons eigen zeilende passagiersschip de Luciana.

Samen zeilden we twaalf jaar lang met passagiers lange zomers op de Oostzee. We kregen in die tijd vier kinderen die, zoals het schipperskinderen betaamt, aan de lijnen over dek slingerden van voren naar achteren en terug. Ze waren een bezienswaardigheid in iedere haven vanwege hun tarzan-achtige capriolen.

De zeilende passagiersvaart is een kleurrijke bedrijfstak. In mijn roman Effe Dubbel zijn vele van onze avonturen verweven. Het boek is echter niet autobiografisch.

Toen de overheid in haar almachtige regelhonger deze mooie bedrijfstak bijna om zeep bracht, schreef ik Afgescheept.

Ook kinderen opvoeden is in Nederland niet meer vanzelfsprekend. Alleen kinderen met een bepaald omschreven en meest voorkomend profiel zijn welkom op de Nederlandse scholen. Mijn kinderen vielen niet binnen de omschrijving van de overheid en het koste mij en Pieter enorm veel strijd en energie om ze groot te brengen tot volwassenen die hun eigen brood kunnen verdienen. Over dit gevecht schreef ik Willen wij als ouders te veel?

Mijn dochter was op haar zeventiende helemaal nergens meer welkom. Ik opende noodgedwongen zelf een dagbesteding voor haar, zodat ze niet hele dagen thuis hoefde te zijn. In die tijd schreef ik een kleine aanvulling op het vorige boek: Passend onderwijs zal falen.

Mijn leven heeft een andere wending genomen vanaf het moment dat het onderwijs van mijn kinderen in het gedrang dreigde te komen. Pieter vertrok elk voorjaar met een matroos naar de Oostzee, want we moesten ook eten en ik bleef met de kinderen in Rotterdam.

De dagbesteding Acato werd met de jaren voor meer jongeren een veilige haven. Ook ouders van thuiszitters riepen onze hulp in. Ons concept bleek aan te slaan en samen met de gemeente Rotterdam openden we een tweede locatie voor onderwijs en zorg aan uitgevallen middelbare scholieren. Helaas bleek dat een doorn in het oog van de gevestigde orde. Na een bittere strijd moest dit schooltje de deuren weer sluiten. Hierover schreef ik: De Acato Affaire. Dit boek geeft ook een klein inkijkje in het leven van mijn, inmiddels volwassen kinderen.